Door de multidisciplinaire samenwerking wordt er gestreefd naar een optimale en kwaliteitsvolle hulpverlening zowel voor als na de ingreep.
Consultatiemomenten
Wanneer een patiënt in aanmerking komt voor neurostimulatie worden twee consultatiemomenten bij de psychologe alsook de ergotherapeut ingepland. Deze consultaties zijn verplicht omwille van de terugbetaling van de behandeling.
Bij de psycholoog:
Een gesprek bij de psycholoog roept vaak tegenstrijdige reacties op. Mensen denken soms dat ze niet serieus genomen worden of dat de dokter denkt dat de pijn ‘tussen de oren’ zit. Niets is minder waar: precies omdat de pijnarts zoveel belang hecht aan de klachten en de pijn, wordt er vanuit diverse invalshoeken gekeken naar de patiënt.
Naast lichamelijke factoren spelen er heel wat psychische- en omgevingsfactoren een rol in hoe we pijn ervaren. De mate waarin we pijn hebben, kan variëren. Sommige mensen hebben een lagere pijndrempel dan anderen, zonder dat men daar zelf in te kiezen heeft. Die drempel wordt mee bepaald door allerlei andere factoren: stress, spanning, reacties van de omgeving, verwachtingen en gedachten omtrent de pijn…. Ook al zijn we ons daar meestal niet bewust van, toch zijn deze elementen bepalend voor de pijnervaring en de prognose naar de toekomst.
Om de behandeling in het pijncentrum op het juiste spoor verder te zetten, is het soms nodig meer informatie in te winnen over de persoon die pijn heeft. Door de psychologische screening kan een gepersonaliseerde aanpak aangeboden worden.
Een intake is een gesprek waarin de verschillende levensdomeinen besproken worden in het kader van de pijnervaring. Samen met de psycholoog wordt er gekeken of een neurostimulator, naast het lichamelijke deel, ook op psychisch vlak de beste behandeling is op dat moment voor deze specifieke patiënt.
Ook tijdens de proefperiode van de behandeling wordt een consult ingepland. Samen met de patiënt wordt de behandeling geëvalueerd in het kader van de definitieve plaatsing van de neurostimulator.
Bij de ergotherapeut:
Als ergotherapeut leggen we vooral de nadruk op het huidig “handelen en functioneren” van de patiënt. Zo wordt er gekeken naar het dagelijks functioneren van de persoon in kwestie en zijn participatie in de maatschappij, zijn actieve betrokkenheid en zijn lichamelijke als geestelijke activiteit. Vanuit deze stelling hecht je als ergotherapeut meer belang aan de mogelijkheden van een patiënt, dan aan zijn beperkingen. Wat lukt er voor deze patiënt nog wel om zijn lichamelijk functioneren te verbeteren alsook de mogelijkheden om zich steeds verder te ontplooien en voornamelijk het belang van autonomie.
Bij patiënten met (chronische) neuropatische pijn, merken we vaak op dat de eerder vermelde “handelingsgebieden” reeds ernstige problemen ondervinden. Daarom is het erg belangrijk om naast het psycho-sociale aspect, ook de kandidaat patiënten op dit vlak grondig te screenen. Dit kan nadien bijdragen aan het besluit van de arts; of de patiënt al dan niet in aanmerking komt voor een behandeling met neurostimulatie en de nodige opvolging.
Screening door de ergotherapeut
Tijdens een intake gesprek gaat men na wat de voornaamste handelingsproblemen zijn. Dit probeert de ergotherapeut samen met de patiënt te achterhalen d.m.v een assessment gebaseerd op het COPM. Een Canadees assessment, waarbij de patiënt zelf problemen uit het dagelijks handelen moet inventariseren en moet scoren naar hoe belangrijk deze voor hem zijn. Er wordt met de patiënt ook een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de hinder die men ondervindt vanwege de neuropatische pijncomponent of de mechanische last die men lumbaal of cervicaal kan ervaren.
Tijdens de bevraging van de verschillende aspecten in het dagelijks leven, reflecteert de patiënt over zijn eigen handelen, zoals waar men reeds maatregelen heeft getroffen en waar er beperkingen zijn die duidelijk nog ondersteuning vereisen. Zo kan er ook geëvalueerd worden of er bijkomend nood is aan een gespecialiseerde verwijzing of een ander behandelingsprogramma zoals bijvoorbeeld een multidisciplinair educatieprogramma rond chronische pijn of andere niet-invasieve begeleiding.
Na de inventarisatie van de problemen in het dagelijks handelen maakt de patiënt een lijst van de (max.) 5 belangrijkste belemmeringen, waarin hij/zij hoopt verandering op te merken na het plaatsen van de neurostimulatie en of hun verwachtingen al dan niet moeten worden bijgestuurd. Als laatste wordt er gevraagd om een pijnscore te geven tijdens de huidige uitvoering van de opgesomde activiteiten en ook een score (0-10) van tevredenheid rond hoe de uitvoering van de activiteit nu verloopt.
Postoperatieve bewegingsinstructies bij neuromodulatie
Tijdens de proefperiode raadt men aan om bepaalde bewegingsinstructies te hanteren. Dit is nodig omdat tijdens deze periode de elektrode nog niet vergroeid is en het littekenweefsel tijd nodig heeft om zich te vormen. Zo willen we vermijden dat elektrode zich kan verplaatsen, wanneer dit toch gebeurt bestaat de kans dat er geen stimulatie kan opgewekt worden in het daarvoor bestemde pijngebied. Ook is het van belang dat de ergotherapeut de patiënt duidelijk maakt dat er tijdens de proefperiode een verschil in functionaliteit en beweeglijkheid moeten worden waargenomen. Hiermee wordt bedoeld functionele mobiliteit zoals langere afstanden wandelen, fysieke uithouding tijdens huishoudelijke activiteiten, boodschappen doen,…
De patiënt zal voor het plaatsvinden van de ingreep hiervan op de hoogte gebracht worden en post operatief zal de ergotherapeut langs gaan tijdens de opname van de patiënten om de verschillende instructies te overlopen en verdere vragen hierover te beantwoorden.
Postoperatieve evaluatie na 3 maanden
Patiënten komen 3 maanden na de ingreep van de definitieve neurostimulator langs voor een evaluatiegesprek met de ergotherapeut. Hier vindt een herhalingsonderzoek plaats van de verschillende problemen uit het dagelijks leven die de patiënt eerder geïnventariseerd heeft. Er zullen opnieuw uitvoering- en tevredenheidscores bevraagd en vergeleken worden met de preoperatieve scores. Ook zullen er opnieuw vragen gesteld worden rond het huidig functioneren (functionele mobiliteit, nachtrust en algemene verbetering) door de ergotherapeut, deze zullen eveneens vergeleken worden met de vragenlijsten die pre operatief werden afgenomen. Zo wordt een besluit gevormd over welke evolutie de patiënt heeft doorgemaakt en wordt er gekeken of de patiënt zijn toenmalig functioneren verbeterd is en in hoeverre de vooropgestelde verwachtingen gunstig geëvolueerd zijn.
Socio-professionele re-integratie
Naar aanleiding van de politieke en maatschappelijke tendens die zich nog meer zal richten op de socio-economische re-integratie van langdurig zieken, moet men ook aandacht besteden aan dit aspect bij de patiënt met een neurostimulator. Zo valt ook arbeidsparticipatie als een prioriteit binnen het functioneren van een individu. Hierbij moet men reeds bij de screening rekening houden met het huidig functioneren van de patiënt, belasting en belastbaarheid, participatieniveau, werkmotivatie, werkervaring en bereidheid tot inspanning. Zo kan men tijdens de post operatieve begeleiding ook zeker kijken welke mogelijkheden hier nog zijn weggelegd voor de patiënt met neuromodulatie die arbeidsongeschikt is.
Besluit: het belang van een biopsychosociale screening bij neurostimulatie
Door de multidisciplinaire samenwerking wordt er gestreefd naar een optimale en kwaliteitsvolle hulpverlening zowel voor als na de ingreep. Zo heeft elke discipline zijn functie binnen dit traject en de verantwoordelijkheid om de patiënt binnen elk aspect van het dagelijks leven voldoende opvolging en ondersteuning te bieden.